Als arbodeskundige werk ik al meer dan 15 jaar met organisaties aan sociale veiligheid. En steeds opnieuw zie ik hetzelfde patroon: organisaties die pas in actie komen als het te laat is. Een melding van pesten. Een conflict dat uit de hand loopt. Een werknemer die uitvalt met stressklachten. Vaak schrikken werkgevers van de impact. Niet alleen op de betrokkenen, maar ook op het team, de cultuur en de bedrijfsvoering. En dan volgt de vraag: hoe heeft dit kunnen gebeuren?
De waarheid is simpel: ongewenst gedrag ontstaat zelden uit het niets. Het is meestal het gevolg van structurele risicofactoren die te lang over het hoofd zijn gezien. En dat is zonde, want juist daar kun je als organisatie op sturen. Niet door harder te straffen, maar door eerder te kijken: welke factoren maken ongewenst gedrag mogelijk of zelfs normaal?
Als arbodeskundige werk ik dagelijks samen met organisaties om structurele risicofactoren voor ongewenst gedrag inzichtelijk te maken. Dat doe ik door niet alleen naar incidenten te kijken, maar juist naar de omstandigheden waarin die ontstaan. Door deze aspecten aan elkaar te koppelen, krijgen organisaties inzicht en ontwikkelen ze gericht beleid dat werkt vóórdat het misgaat.
In dit artikel neem ik je mee in de zeven belangrijkste risicofactoren. Je leest wat ze inhouden, hoe je ze herkent én aanpakt.
De 7 risicofactoren in het kort
|
Vorig jaar werd ik gebeld door een basisschool in Rotterdam. In groep 7 maakte een leerkracht geregeld "grapjes" over kinderen die minder snel leerden. "Je leest zeker weer op slakkentempo?" zei hij hardop. De klas lachte mee. Het kind in kwestie trok zich steeds verder terug en meldde zich vaker ziek. Collega's zagen het, maar spraken de leerkracht niet aan. Pas toen een moeder aan de bel trok bij de directie, werd duidelijk hoe schadelijk deze opmerkingen waren. Het incident leek klein, maar was in feite een symptoom van een cultuur waarin kwetsende taal normaal werd gevonden.
|
Bij een softwarebedrijf waar ik advies gaf, kreeg een ontwikkelteam van hun projectleider drie weken voor een release die normaal zes weken kostte. "Jullie redden dat wel, toch?" klonk het optimistisch. De sfeer sloeg snel om. Ontwikkelaars maakten fouten door haast, overlegmomenten werden afgesneden en collega's reageerden geïrriteerd. Toen de release mislukte, wees de projectleider naar het team: "Jullie hebben niet hard genoeg gewerkt." Niemand durfde nog openlijk te zeggen dat de planning vanaf het begin onhaalbaar was.
|
Veel organisaties doen hun best om incidenten goed op te lossen. Maar daarmee ben je er niet. Want als je alleen kijkt naar wat er is gebeurd, mis je waarom het is gebeurd. Dan los je het gevolg op en niet de oorzaak.
Daarom is het essentieel om risicofactoren mee te nemen in je RI&E. Dat is geen ‘extra stap’, het is onderdeel van de wettelijke verplichting rond psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Volgens de Arbowet moet je actief beleid voeren om PSA, waaronder ongewenst gedrag, te voorkomen.
Wat gebeurt er als je dat niet doet? Dan loop je serieuze risico’s:
Kortom: wie structureel wil bouwen aan een veilige organisatie, moet durven kijken naar de risico’s onder de oppervlakte.
Hieronder vind je de zeven meest voorkomende risicofactoren voor intern ongewenst gedrag (IOG) volgens het rapport van de Arbeidsinspectie en de wegwijzer van TNO. Deze factoren spelen ook een cruciale rol bij het vormgeven van effectief verzuimbeleid.
1. Leiderschap
De manier waarop leidinggevenden hun team aansturen heeft directe invloed op de sociale veiligheid binnen een organisatie. Signalen die je kunt herkennen:
Hierdoor ontstaan onbesproken spanningen, ontbreekt een aanspreekcultuur en accepteren teams stilzwijgend ongewenst gedrag. Medewerkers voelen zich daardoor onveilig om problemen te melden.
Op een middelbare school in Zuid-Holland zag ik dit gebeuren: tijdens een conflict tussen twee leerkrachten over werkverdeling trok de directeur zich terug. "Los het maar met elkaar op, jullie zijn volwassen genoeg," zei hij. Het conflict escaleerde: roddels verspreidden zich door de school en teams raakten verdeeld. Pas toen één van de leerkrachten zich ziekmeldde, greep de directeur in. Maar het vertrouwen in zijn leiderschap was al geschaad.
|
In een logistiek bedrijf waar ik de RI&E uitvoerde, meldde een medewerker herhaaldelijk dat hij zich buitengesloten voelde in het team. Tijdens vergaderingen werden zijn ideeën genegeerd of weggehoond. De leidinggevende glimlachte erbij: "Dat is gewoon plagerij, niet zo serieus nemen." Door deze afwezigheid van steun voelde de medewerker zich steeds onveiliger. Uiteindelijk vertrok hij, en pas toen werd duidelijk hoeveel kennis en ervaring de organisatie daarmee verloor.
|
Deze leiderschapsstijl creëert vaak een klimaat waarin organisatiestructuur, de volgende factor, extra kwetsbaar is.
Onduidelijke structuren en slecht georganiseerd werk vormen een vruchtbare bodem voor conflicten en frustraties. Je herkent dit aan:
Deze factoren leiden tot frustratie, rolconflicten en ‘blinde vlekken’ in de aansturing zijn een vruchtbare bodem voor pesten of uitsluiting.
Wanneer structuren onduidelijk zijn, wordt vaak ook de werkdruk onduidelijk verdeeld, wat direct doorwerkt in de volgende factor.
Zowel te veel als te weinig werkdruk kan leiden tot gedragsproblemen binnen teams. De signalen variëren van:
Bij te veel druk ontstaat er stress, waardoor collega’s korte lontjes kunne hebben en frustraties op een ander afreageren. Terwijl aan de andere kant te weinig werk leidt tot cynisme, roddelcultuur en pestgedrag uit verveling. Deze werkdruk beïnvloedt vervolgens direct hoe teamleden met elkaar omgaan.
De onderlinge verhoudingen binnen teams bepalen in grote mate of ongewenst gedrag kan ontstaan of juist wordt voorkomen. Waarschuwingssignalen zijn bijvoorbeeld:
In zulke teams wordt afwijkend gedrag vaak sneller bestraft met uitsluiting of roddels, waarbij het echte probleem vaak onder water blijft totdat het escaleert tot serieuze conflicten. Deze teamdynamiek wordt meestal nog versterkt door de heersende cultuur binnen de organisatie.
Soms is ongewenst gedrag 'normaal' geworden binnen een organisatie, zonder dat iemand bewust die keuze heeft gemaakt. Dit herken je aan:
Zolang deze normen niet worden besproken of bijgestuurd, blijven ze schadelijk gedrag beïnvloeden omdat medewerkers het accepteren als onderdeel van de bedrijfscultuur. Deze cultuurpatronen worden vaak nog versterkt tijdens periodes van onzekerheid en verandering.
Organisatieveranderingen kunnen leiden tot verhoogde spanning en conflict tussen medewerkers. Je ziet dit terug in
Dit vergroot de kans op conflict, wantrouwen en soms pestgedrag als verdedigingsmechanisme, waarbij mensen zondebokken zoeken voor hun onzekerheid. Al deze factoren worden nog erger wanneer er geen duidelijk beleid is om ermee om te gaan.
Zonder duidelijke regels en consequenties blijft ongewenst gedrag vaak voortbestaan en wordt het zelfs genormaliseerd. Dit zie je aan:
Het gevolg is dat ongewenst gedrag niet alleen doorgaat, maar ook impliciet wordt goedgekeurd, waardoor medewerkers het vertrouwen in de organisatie verliezen en problemen niet meer melden.
Nu je deze zeven factoren kent, is de volgende stap om ze systematisch in kaart te brengen binnen jouw organisatie.
Overzicht: de 7 risicofactoren en hun signalen
Risicofactor |
Belangrijkste signaal |
Direct effect |
Leiderschap |
Inconsistent gedrag of relativeren van klachten |
Geen aanspreekcultuur, medewerkers voelen zich onveilig |
Organisatiestructuur |
Onduidelijke rollen en verantwoordelijkheden |
Rolconflicten, frustratie en 'blinde vlekken' |
Werkdruk |
Structureel overwerk of te weinig uitdaging |
Korte lontjes, stress of cynisme en roddels |
Teamdynamiek |
Uitsluiting of groepsvorming met "wij-zij"-denken |
Afwijkend gedrag wordt bestraft met roddels |
Cultuur |
Seksistische/racistische grappen die 'erbij horen' |
Schadelijk gedrag wordt geaccepteerd als normaal |
Verandering |
Onduidelijkheid over toekomstige rollen |
Wantrouwen, competitie en zoeken van zondebokken |
Ontbrekend beleid |
Klachten verdwijnen zonder follow-up |
Ongewenst gedrag wordt impliciet goedgekeurd |
Een goede inventarisatie begint niet met een vragenlijst, maar met goed kijken, luisteren en doorvragen. Veel organisaties hebben al waardevolle informatie in huis: denk aan verzuimcijfers, meldingen bij de vertrouwenspersoon, personeelsverloop of signalen vanuit de bedrijfsarts. Door deze bronnen actief te analyseren, ontstaat vaak al een eerste beeld van waar het schuurt.
Daarna is het belangrijk om gericht in gesprek te gaan met medewerkers. Open gesprekken, groepssessies of interviews kunnen veel boven tafel krijgen, zeker als ze plaatsvinden in een veilige setting. Ook observaties op de werkvloer geven inzicht: hoe gaan collega’s met elkaar om, wie neemt het voortouw, wie wordt genegeerd?
Wat écht het verschil maakt, is het doelgericht koppelen van signalen aan onderliggende structuren. Door observaties en gegevens uit de praktijk te combineren met kennis van risicofactoren, ontstaat er een helder beeld van waar het echt schuurt. Dat maakt het verschil tussen blijven reageren en actief sturen op sociale veiligheid.
Organisaties die investeren in het herkennen en aanpakken van risicofactoren, plukken daar structureel de vruchten van. Werknemers voelen zich veiliger, spreken zich sneller uit en ervaren minder stress. Dat vertaalt zich in een prettigere werksfeer, betere samenwerking en minder uitval. Tegelijkertijd voldoen organisaties beter aan de wettelijke verplichtingen rond psychosociale arbeidsbelasting en verkleinen ze de kans op boetes of reputatieschade.
Maar misschien nog wel belangrijker: je laat als werkgever zien dat je verder kijkt dan regels en protocollen. Dat je verantwoordelijkheid neemt voor de context waarin mensen werken. En dat je bereid bent om niet alleen symptomen te bestrijden, maar juist de bron aan te pakken. Dat creëert vertrouwen, betrokkenheid en duurzame inzetbaarheid.
Ongewenst gedrag op de werkvloer komt nooit uit de lucht vallen. Het ontstaat in omgevingen waar risicofactoren structureel aanwezig zijn: onduidelijk leiderschap, hoge werkdruk, onveilige teams of ontbrekend beleid. Als die factoren blijven liggen, is de kans groot dat het gedrag genormaliseerd raakt en pas wordt aangepakt als het escaleert. En dan ben je als organisatie te laat.
Door die risicofactoren wél zichtbaar te maken, zet je de eerste stap naar een veilige, integere werkomgeving. Een werkomgeving waarin medewerkers zich uitspreken, leidinggevenden durven te sturen, en conflicten niet onder de tafel verdwijnen, maar bespreekbaar worden gemaakt en opgelost.
Dat levert niet alleen minder verzuim op, maar ook meer werkplezier, vertrouwen en samenwerking.
Bij ADXpert helpen we organisaties om die stap te zetten. Niet met losse trainingen of protocollen, maar met een heldere, onderbouwde aanpak die inzicht geeft in wat er écht speelt. Onze arbodienstverlening is gericht op duurzame inzetbaarheid en sociale veiligheid. Als arbodeskundige kijk ik samen met jou naar de risico’s die je nu misschien nog niet ziet, maar straks het verschil maken tussen gezonde groei of langdurige schade.
Ben je klaar om niet alleen symptomen te bestrijden, maar het probleem bij de wortel aan te pakken? Plan dan een vrijblijvend adviesgesprek in en kies in het menu voor arbodienstverlening. Binnen een half uur brengen we samen in kaart hoe jouw organisatie ervoor staat en welke eerste stap de meeste impact maakt. Zo werk je toe naar een werkcultuur waarin veiligheid vanzelfsprekend is.